Logo Utrecht University

Dramaturgy Database

De ‘Kant-en-klaar’-generatie

In 2003 bestudeerde een werkgroep van dramaturgen en critici bestaande en nieuwe vormen van cultuurjournalistiek, in opdracht van o.a. het Holland Festival en het Theaterinstituut. Dit resulteerde in de publicatie *Een nieuwe generatie cultuurjournalisten*, waarvan dit artikel een onderdeel is: het Holland Festival neemt zelf stelling in het debat over kwaliteit door in haar programmering kunstenaars een plaats te geven die hun wortels in de populaire cultuur hebben. Het festival probeert daarmee ook een nieuwe groep bezoekers te trekken. Derk Walters sprak onder meer met rapper Def P en wijst Ivo van Hove op de ambivalenties in zijn op zich prijzenswaardige streven naar een breder en jonger publiek.

Walters, Derk. “De ‘Kant-en-klaar’-generatie.” In *Een nieuwe generatie cultuurjournalisten*. Amsterdam: Theater Instituut Nederland, 2003.

De gevestigde kunstwereld heeft moeite de hedendaagse jongvolwassene aan te spreken. Deze generatie lijkt voor de kunst welhaast verloren te gaan. Ook Ivo van Hove doet verwoede pogingen om ‘zijn’ Holland Festival toegankelijker te maken voor de jeugd. Sorteren zijn inspanningen het gewenste effect? Over de keuzes van een generatie.

‘We won’t ever give a fuck/ Until you/ You give a fuck about me/ And my generation’, zo luidt het refrein van het nummer My Generation van de onder jongeren immens populaire nu metal-band Limp Bizkit. Het eeuwigdurende dispuut der generaties leek in de jaren negentig een hoogtepunt te hebben bereikt: de Generatie X, zo genoemd door de Canadese schrijver Douglas Coupland in zijn gelijknamige boek, zou de aansluiting met dertigplussers definitief hebben verloren en echt nergens voor deugen. Hoewel dergelijke beweringen immer worden gelogenstraft (ook de jongeren van de jaren negentig zullen eens op deugdelijke wijze de dienst uitmaken), vond het conflict ook in de kunst zijn weg. De twintigers van nu zouden zich nauwelijks meer voor kunst interesseren. Op het huidige breukvlak der jongerengeneraties (de term Generatie X dekt de lading nauwelijks meer) spreek ik – geboren in 1980 – dit tegen. Mijn generatie weet wel degelijk van kunst, al heeft dat begrip een andere lading dan voor de generaties voor ons. Ik neem de popmuziek als voorbeeld. Waar het Holland Festival in de ogen van velen de ultieme gevestigde kunst representeert, kan de popmuziek rekenen op gefronste wenkbrauwen in de kunstwereld. Is het kunst, of slechts een cultuuruiting? Of is sommige popmuziek kunst en andere niet? En zou het Holland Festival er goed aan doen popmuziek in de programmering op te nemen? Of laten jongeren zich niet meer overhalen tot het ondernemen van activiteiten?

Koudwatervrees

Wie behoren tot mijn generatie? Ik heb gekozen voor de globale afbakening van mensen geboren tussen 1975 en 1985, de huidige achttien- tot 28-jarigen. De ondergrens van achttien heb ik getrokken vanwege de markering van het einde van de puberteit en het begin van de volwassenheid. Pubers vormen nu eenmaal niet het beoogde publiek voor het Holland Festival. Vanaf de leeftijd van achttien vindt in mijn ogen de interessante en wellicht beslissende strijd plaats: slaagt de gevestigde kunst erin een plek te verwerven in de interesses van de met popmuziek volgepompte jongeren? Popmuziek beklijft wel; het is het Holland Festival dat deze strijd met samengeknepen billen volgt. Iedere jongere tot wie de gevestigde kunst niet weet door te dringen, betekent immers minder potentieel publiek

Zijn de popmuziek en de gevestigde kunst van het Holland Festival vergelijkbare grootheden? Essentieel in deze is dat ik een ruime kunstopvatting bezig. Hoewel ik erken dat veel popmuziek in de verste verte niet in aanmerking komt voor een plekje tussen gevestigde artistieke genres, doet de term ‘cultuuruiting’ goede popmuziek ernstig tekort. Genoeg muzikanten begeven zich in mijn optiek in het water van de kunstvijver. Deze muzikanten worden met dezelfde hengel gevangen als andere artiesten: het publiek bevredigt dezelfde soort artistieke behoeften als de consumenten van Holland Festival-kunst. Ik vergelijk dus niet alle popmuziek met het Holland Festival; slechts de avantgardistische underground-varianten laten zich in dit kader beschouwen. Ook popmuziek dient te voldoen aan de kwaliteitseis die het Holland Festival stelt aan zijn programmering. Ik zou een lans willen breken voor popmuziek die – evenals sommige theater of sommige dans – verwart, schuurt, tot denken aanzet, appelleert aan het esthetisch gevoel of tot intense vreugde leidt. Goede popmuziek is wel degelijk kunst. Popmuzikanten beschouwen zichzelf ook meer dan eens als kunstenaar. De Nederlandstalige hiphopper Def P, van huis uit grafisch ontwerper, voelt zich beledigd als iemand aan zijn tekenwerk refereert als kunst. ‘Alsof mijn muziek niet al artistiek genoeg is om mezelf kunstenaar te mogen noemen,’ aldus de voorman van de Osdorp Posse in een interview met ondergetekende in juni 2003.

Holland Festival-leider Ivo van Hove begrijpt dat popmuziek voor jongeren een belangrijke kunstuiting vormt. De situatie is als volgt: mijn generatie interesseert zich niet automatisch voor hetgeen nu op het festival plaatsvindt. Dat kan zowel liggen aan wat het festival biedt als aan een onverschillige houding bij de jeugd. Feit blijft dat de jongeren zich wel overgeven aan het luisteren naar muziek. Een voor de hand liggende mogelijkheid om daar verandering in te brengen, is derhalve het opnemen van de vormen van muziek die zowel jongeren aanspreken als voldoen aan zekere kwaliteitseisen. Nu draagt Van Hove een zekere reputatie met zich mee als het gaat om vernieuwing en verandering. Toen hij in 1997 begon als festivalleider hielden trouwe Holland Festival-bezoekers hun hart vast. ‘De keuze voor Ivo van Hove om de toneelpoot van het Holland Festival te verstevigen is wel logisch, maar was ook verontrustend. Zou hij niet te ver doorslaan en al het andere dan toneel veronachtzamen? Dat is wel enigszins gebeurd. Er is nauwelijks serieuze, eigentijdse muziek. Jongeren moeten worden gelokt met popmuziek. Het muziektheater komt in de knel,’ zo verwoordt kunstcriticus Max Arian zijn vrees in De Groene Amsterdammer van 17 juni 1998. Hoewel Arian verderop in zijn artikel gerustgesteld meldt dat Van Hove beterschap heeft beloofd voor de toekomst, spreekt uit dit citaat naast vrees ook minachting voor een minderwaardiger Holland Festival als het popmuziek zou toelaten. Van Hove heeft zich niet door deze koudwatervrees laten weerhouden en programmeerde in de loop der jaren onder anderen Zappa, Eno, Zorn, Sonic Youth en Zita Swoon als representanten van de avantgarde van de popmuziek.

Wakker worden

Hoewel er raakvlakken bestaan, werken de wetten van de popmuziek natuurlijk anders dan die van het Holland Festival. Om te beginnen: de manier waarop in beide werelden het publiek bereikt wordt. De popmuziek heeft hierin een niet in te halen voorsprong. Via radio en tv vliegen de populaire deuntjes om ieders oren en er is nauwelijks aan te ontsnappen. Het Holland Festival moet het noodgedwongen een stuk bescheidener aanpakken. De belangrijkste reclame voor het festival geschiedt via de ieder jaar veelbesproken posters. De stad Amsterdam hangt er weliswaar vol mee, maar daarbuiten vindt slechts weinig promotie plaats. De affiches zijn slechts in enkele andere Randstadsteden te vinden. Dit zou ik tegelijkertijd het grootste probleem willen noemen van het publieksbereik van het festival. Natuurlijk weten de meeste kunstliefhebbers ervan, maar je kunt niet verwachten dat jongeren op een ochtend wakker worden met het idee dat er een Holland Festival bestaat. Weliswaar adverteerde het festival in de landelijke media, maar het gros van de doelgroep komt er op die manier niet mee in aanraking. Op de televisie ruimde de Ster soms een paar seconden van het blokje ‘Ster en Cultuur’ in om het Holland Festival aan te kondigen en Ivo van Hove nam enkele malen plaats in een kunstprogramma, maar wezenlijkere tv-reclame zou zeker geen kwaad kunnen.

Het tweede belangrijke verschil behelst de intrinsieke werking van beide werelden. Waar zowel het Holland Festival als de door Van Hove traditioneel geprogrammeerde kunstvormen kunnen rekenen op (meestal) forse subsidies, is popmuziek volledig afhankelijk van de werking van de markt. Enerzijds kan de popmuziek zich vanwege de immense populariteit zelf bedruipen, anderzijds ontbreekt het erkenning van overheidswege en dus aan subsidie. Let’s face it: popmuziek behoort, volgens de heersende mening, niet tot de kunst. Maar je kan de popmuziek moeilijk geen kunst noemen omdat er marktwerking in het spel is. Dit zou namelijk omdraaiing van oorzaak en gevolg betekenen: de popmuziek heeft er nooit om gevraagd geen subsidie te ontvangen.

Mijn generatie laat zich, met betrekking tot de gekozen voorbeelden, in drieën indelen: zij die slechts naar popmuziek luisteren, zij die het Holland Festival hebben gevonden en zij die beide kunnen waarderen. Om duidelijkheid te verschaffen over mijn eigen positie: ik behoor tot de laatste categorie. Ik heb niet de beschikking over officiële cijfers, maar ik vermoed dat met name de middelste categorie uitermate klein is. Als ik mijn eigen universitaire, bovengemiddeld in kunst geïnteresseerde omgeving beschouw, blijkt dat iedereen naar popmuziek luistert en slechts een enkeling het Holland Festival heeft ontdekt. Hierbij dient aangetekend dat deze mij bekende kringen het grote nadeel hebben niet in Amsterdam te wonen. Dit doet het ergste vermoeden voor lageropgeleide jongeren die kunst niet met de paplepel ingegoten hebben gekregen.

Ivoren toren

Mijn stelling luidt dat Van Hove moet kiezen. Of hij geeft toe aan de elitaire kunstopvatting van zijn critici en laat de popmuziek links liggen. Of hij maakt de radicale keuze voor popmuziek en geeft die een integrale plaats in de programmering. Kiest hij het eerste dan heeft het streven om jongeren voor het festival te interesseren minder kans van slagen, maar krijgt het festival een helder profiel en weet de geoefende kunstliefhebber waar hij aan toe is. Als Van Hove daadwerkelijk naar de wensen van jongeren wil luisteren, zou hij all the way moeten gaan door een reële dwarsdoorsnede van kwalitatieve popmuziek te bieden. Op dit moment kiest de gedreven Vlaming voor door de kunstelite doodgeknuffelde muzikanten, waarmee hij zichzelf een slechte dienst bewijst.

Vincent Henar, orkestleider van de Afro-Caribische band Fra Fra Sound, noemt -in een interview in juni 2003 (in het kader van het project Een nieuwe generatie cultuurjournalisten) – Van Hoves huidige pogingen op het gebied van popmuziek ‘krampachtig’. Henar betoogt dat ‘de programmering bestaat uit voorspelbare combinaties van de gevestigde orde in Nederland met de gevestigde orde uit het buitenland.’ Daarnaast vraagt hij zich af ‘waar de nieuwe namen blijven.’ De leider van Fra Fra Sound maakt deze kanttekeningen niet als enige. Bernard Hulsman schreef op 2 april 1999 toepasselijk in NRC Handelsblad dat ‘toen Eno (de voornaamste muzikant van het Holland Festival van 1999, DW) de brui gaf aan zijn carrière als popmuzikant, meer dan de helft van de huidige twintigers nog [moest] worden geboren.’ Soortgelijke beweringen doen eveneens opgeld over de geprogrammeerde muzikanten in andere jaren. In juni 2001 schreef Wilfred Takken – eveneens in de NRC – dat ‘het verheugend [is] dat Van Hove – die eerder allerlei vergane popglorie van begin jaren zeventig naar het festival haalde – nu met Sonic Youth opeens de sprong naar de muziek van eind-jaren tachtig heeft gemaakt. Als hij in dit tempo doorgaat, zal er volgend jaar eindelijk popmuziek van nu te horen zijn.’ Helaas voldeed Van Hove niet aan Takkens voorspelling.

Natuurlijk daalt de gemiddelde leeftijd van de bezoekers als John Zorn met zijn voormalige band Naked City een optreden geeft. Maar de jongeren die hierop afkomen, vormen het topje van de ijsberg. De Holland Festival-leider zou er goed aan doen het belang van genres als hiphop en dance te laten zien. Hij zal radicalere keuzes moeten doen om aanspraak te kunnen maken op de werkelijke interesse van mijn generatie. Met zijn huidige beleid valt Van Hove tussen wal en schip. Waar twee groepen (de kunstelite en mijn generatie) vechten om zijn aandacht, besluit Van Hove geen van beide groepen tevreden te stellen. Dit lijkt niet alleen marketingtechnisch geen gelukkige keuze, ook de transparantie in opbouw van het festival heeft eronder te lijden.

Als het Holland Festival jongeren wil aanspreken, kan het dat het beste via de popmuziek doen. Popmuziek behoort tot de uitstervende uitingen die jongeren nog in beweging weten te krijgen. Nu wil Ivo van Hove graag een brug slaan tussen verschillende kunstuitingen. ‘Het Holland Festival stond bekend als een bastion van elitekunst. Nu staan de deuren open voor kunstuitingen die eerst taboe waren. Er is behoefte aan: het festival staat nu tussen low en high art in,’ zo legt Van Hove uit tijdens een lunchgesprek tijdens het project Een nieuwe generatie cultuurjournalisten in juni 2003. Dit laat echter niet onverlet dat een pregnante verhevenheid zich meester maakt van zijn goede bedoelingen. Het vergt een hele nieuwe manier van denken om jongeren werkelijk aan te spreken. Hij zal er nooit in slagen de gewenste doorbraak te bewerkstelligen als hij het elitedenken niet geheel loslaat. Ik zie het Holland Festival als de leidinggevende die tevreden is een minderbedeelde in dienst te hebben genomen. Laten we echter niet vergeten dat de popmuziek het Holland Festival geenszins nodig heeft. Van Hove zal dus niet alleen moeten neerdalen van zijn ivoren toren, hij zal de toren af moeten breken. Anders gezegd: hij zal de kracht en invloed van popmuziek moeten erkennen. Hij zal moeten beseffen dat hij de popmuziek respectvoller moet behandelen om interesse te wekken.

Hapklare brokken

Grote groepen jongeren uiten hun artistieke behoeften in popmuziek. Onder hen zullen velen nooit de weg naar het theater weten te vinden. Toch verdienen ook deze jongeren erkenning. Door het opnemen van popmuziek in het Holland Festival komt mijn generatie aan haar artistieke trekken en krijgt ze de kans kennis te maken met gevestigde kunstuitingen. Natuurlijk zal de traditionele programmering niet iedereen behagen. Maar iedere jongere die voor het eerst in aanraking komt met theater, muziektheater en dans – en ervan geniet – is nieuw publiek. Het Holland Festival zou gebruik moeten maken van de publiciteitskanalen van de popmuziek. Jongeren zouden ineens weten dat het festival bestaat. Met name de verspreiding van kaarten door grote ticketbureaus doet wonderen.

Fred Durst, zanger van Limp Bizkit, geeft al zingend een rake schets van mijn generatie. De jongeren van nu zijn inderdaad onverschillig en ze eisen respect voordat ze zelf iets hebben gepresteerd. Ik zie mijn generatie als een ‘kant-en- klaar’-generatie: als een boodschap maar met hapklare brokken naar ze toekomt, tonen ze wellicht enige interesse. In plaats van zelf achterover te leunen en zich te beklagen dat het allemaal niet meevalt, zou het Holland Festival er goed aan doen de tegenaanval in te zetten. Niet voor niets onttrekken festivals als Lowlands en Dance Valley zich aan de malaise en weten ze tienduizenden jongeren aan zich te binden. Om te voorkomen dat hooguit enkele procenten van mijn generatie zich ooit voor het Holland Festival zullen interesseren, dienen Ivo van Hove en zijn opvolgers elementen uit de popcultuur te incorporeren. Dan krijgt goede popmuziek en passant de erkenning die het verdient.

Authors

Derk Walters

People

Ivo van Hove

Keywords

curating

Type

essay/report

Year

2003

Languages

Dutch