Logo Utrecht University

Dramaturgy Database

Dossier Nederlandje: Onderzoek naar de begrippen ‘ritueel’ en ‘mythe’

Een klein onderzoek naar de begrippen ‘ritueel’ en ‘mythe’. Dit is gebruikt als achtergrondinformatie bij het werken aan de voorstelling *Nederlandje* (Het Nationale Toneel, 2003).

RITUAAL’(<Lat.), o. (ritualen), 1 ieder voorschrift voor de wijze waarop plechtige, m.n. kerkelijke handelingen moeten worden volbracht

RI’TUS(<Fr.), m., 1 geheel van rituele, van godsdienstige gebruiken, van kerkelijke ceremoniën: De Romeinse, de Griekse ritus; kerkgebruik, voorgeschreven wijze waarop een liturgische handeling verricht wordt; liturgisch systeem in de Kerk; 2. minder gewoon voor een afzonderlijke rite: de ritus is de activering van de mythe (Bouwman); bij de grote meerderheid van de volken is de naamgeving een ritus (H. Wouters) (van Dale).

RITUS (Lat., = godsdienstig gebruik) is een heilige handeling, zoals die in alle godsdiensten voorkomt en waarbij de opeenvolging van de verschillende onderdelen stereotiep is geworden. Voor deze algemeen-godsdienst-fenomenologische betekenis van het woord bezigt men in het Nederlands gewoonlijk de term rite. (Grote Winkler Prins)

MY’T(H)E(<FR.), MYTHOS (Gr.), 1 verhalende overlevering die betrekking heeft op de godsdienst en de wereldbeschouwing van een volk; verhaal van mensen en goden;-2. fabel; – praatje zonder grond: dat is slechts een mythe; -3. als juist aanvaarde maar ongefundeerde voorstelling omtrent een persoon, zaak of toedracht; in ‘t bijzonder als historische mythe, een “verhalende en doorgaans vleiende, geheel of ten dele onjuiste, al dan niet met opzet in het leven geroepen overlevering met betrekking tot het verleden van een volk, een groep of een individu” (Hugenholz) (van Dale)

MYTHE (v. Gr. Muthos = gesproken woord, verhaal) is in de oorspronkelijke, godsdienstige zin een verhaal over daden van goden, halfgoden, of goddelijke voorouders, in de ‘mythische’ oertijd verricht, waardoor de wereld geschapen of meestal geordend werd en de cultuur ontstond. De mythe vertolkt de zin van de wereld en de cultuur, geldt als een soort geloofsbelijdenis. Er zijn vele soorten mythen: over de schepping van de wereld en van de mens, over het ontstaan van de goden, over het instellen van de cultuurgoederen en van de cultus, over het heil van de mens en over de toekomst van de kosmos en van de enkeling. In de mythe grijpt de mens terug op een oergebeuren, dat hem het model is van zijn dagelijks handelen, de autoriteit waarop hij zich beroept. Zo geldt bij de volken der oudheid de dagelijkse opgang van de zon dikwijls als herhaling van het scheppingsgebeuren, de overwinning op vijanden als herhaling van de overwinning van de god op zijn vijanden, bijv. van het licht op de duisternis. In de eredienst neemt deze herhaling vaste vormen aan. Vandaar dat elke cultus zijn eigen mythen heeft, die niet zelden gedurig worden gereciteerd of – zoals vermoedelijk in de Griekse mysteriën – uitgebeeld, opgevoerd. Het gebeuren van de oertijd wordt zodoende als het ware uitgebreid tot alle tijden.

Onder mythisch wereldbeeld verstaat men het geheel van de wijze waarop door de primitieve mens en ook veelszins in de verschillende religies het wereldgebeuren wordt uitgelegd. De mythische uitleg is bij de Grieken geleidelijk verdrongen en vervangen door een redelijk verantwoorde uitleg. Dit heeft een zekere spanningsverhouding tussen mythe en rede (logos) te voorschijn geroepen, die evenwel niet noodzakelijk tot een conflict behoeft te leiden (reeds voor Aristoteles was de ware philosophus ook philomuthos). Het conflict ontstaat eerst wanneer enerzijds aan elke mythische uitleg elke waarde en betekenis wordt ontzegd en men anderzijds aanneemt dat de grondslag van alle religie slechts op mythen berust. De moderne methode van de ontmythologisering (een term die stamt uit de bijbelwetenschap, doch tegenwoordig ook in andere kennisgebieden wordt toegepast) is in het algemeen een poging de eigenlijke inhoud van een boodschap of uitspraak te onderscheiden van zijn mythische vormgeving en inkleding. (Grote Winkler Prins)

REI’NIGING,v., 1. het reinigen of gereinigd-worden, het reinigen (2), zuivering: het bevrijden van onreindheid door een rituele handeling, hetzij het brengen van een offer, of wassingen en besprenkelingen, zoals bij de Israëlieten en mohammedanen rituele reinigingen (5),bevrijding van zonde of schuld, wegneming van het zondige: de reiniging van onze harten; (6 ) loutering, klaring; – (7) het ontdoen van ongewenste of aan het wezen vreemde elementen: de reiniging van een stijl, van een taal. Relnigingsbad, o (-en); vooral de rituele wassingen van joodse vrouwen 10 dagen na het begin van de menstruatie. (van Dale)

Collection

Dossier Nederlandje

Authors

Annelore Kodde

Performances

Nederlandje

Keywords

desk research

Type

yz miscellaneous

Year

2003

Languages

Dutch