Logo Utrecht University

Dramaturgy Database

Dossier Hamlet: Inventaris

Inleiding op het dramaturgisch dossier van *Hamlet* (1986) dat Janine Brogt ter beschikking stelde. De materialen in het dossier worden in deze inleiding geordend naar een aantal werkzaamheden van Brogt gedurende dit proces: de vertaling, het schrijven van teksten voor de programmakrant, productiedramaturgie, communicatie met de pers. Per categorie wordt vermeld welke materialen in de database te vinden zijn.

Download

Inleiding

In 1986 regisseerde Gerardjan Rijnders Hamlet van William Shakespeare bij het Publiekstheater, een jaar voordat hij zou aantreden als artistiek leider van het nieuw te vormen gezelschap Toneelgroep Amsterdam. Pierre Bokma speelde de rol van Hamlet. Voor deze enscenering werd een nieuwe vertaling gemaakt door Gerrit Komrij. Janine Brogt was als dramaturge bij dit werkproces betrokken. Tijdens dat proces deed zij onder meer onderzoek naar bestaande vertalingen, correspondeerde zij met Gerrit Komrij over de nieuwe vertaling, deed zij onderzoek naar de opvoeringsgeschiedenis van Hamlet en de geschiedenis van de retoriek, was ze betrokken bij het repetitieproces en woonde onder meer doorlopen van de voorstelling-in-wording bij, reageerde ze op reacties in de pers. Het materiaal dat zij gedurende het proces verzamelde – dat een uitstekend beeld geeft van de verschillende werkzaamheden van een dramaturg tijdens een werkproces – stelt zij ter beschikking aan de database Theaterdramaturgie.Bank.

Afgaande op het materiaal in dit dossier kunnen we stellen dat Janine Brogt verantwoordelijk en/of betrokken was bij in elk geval vier verschillende aspecten van het werkproces:

  • de vertaling
  • het schrijven en aanleveren van materiaal voor de programmakrant
  • het reflecteren en reageren op doorlopen; het mede ontwikkelen van de voorstelling
  • de communicatie met de ‘buitenwereld’, in het bijzonder de pers

In het hiernavolgende worden deze aspecten nader omschreven. Het dossier van Janine Brogt bevat naast handgeschreven aantekeningen en getypte tekst ook een groot aantal kopieën van artikelen, kranten en boeken. Deze laatste categorie materialen kan – op een enkele uitzondering na – niet in de database worden opgenomen, ofwel vanwege de omvang ofwel vanwege auteursrechtelijke bescherming. Van deze materialen worden in deze inventaris zoveel mogelijk gegevens vermeld, zodat ze in bibliotheken en/of archieven elders terug te vinden zijn.

De vertaling

Het Publiekstheater nodigde Gerrit Komrij uit een nieuwe vertaling van Hamlet te maken. Blijkbaar voldeden bestaande vertalingen niet aan de behoefte. In de inleiding bij de uitgave van deze nieuwe vertaling schrijft Janine Brogt dat elke tijd om een nieuwe vertaling vraagt:

Taal is levende materie. […] Vertalingen zijn, specifieker dan hun originelen, een historisch gegeven. Zij hangen nauw samen met het cultureel en literair klimaat waarin zij tot stand komen. De tijd heeft het origineel voorzien van een patina; de vertaler krabt het patina af en laat de krassen van zijn specifieke pen achter. Voor een helder zicht op het origineel moeten Shakespeare-vertalingen regelmatig ververst worden.

(Uit: ‘Aantekeningen bij een nieuwe vertaling van Shakespeare’s Hamlet’)

Dat Janine Brogt zich in detail met de vertaling bezighoudt blijkt ten eerste uit de correspondentie tussen Janine Brogt en Gerrit Komrij. Op 21 augustus 1986 (gezien de inhoud van de brief en de premièredatum zijn de repetities net gestart) stuurde Janine Brogt een brief waarin ze haar waardering voor de vertaling uitspreekt, en Komrij een aantal vragen en problemen rond de vertaling voorlegt. Het zijn detailkwesties, of in de woorden van Brogt ‘klein vuil’: het gaat over wisseling van persoonvormen, over de invloed van komma’s op het ritme, suggesties voor enkele wijzigingen in de taal. Komrij’s antwoorden volgen per omgaande en zijn verhelderend; soms zijn dat wijzigingen, soms zijn het toelichtingen op gemaakte keuzes.

In het dossier van Janine Brogt vinden we talloze aantekeningen en artikelen betreffende bestaande Hamlet-vertalingen en in navolging daarvan Hamlet – interpretaties. Brogt maakte aantekeningen na het bestuderen van artikelen en boeken van Ernst Leisi, Peter Zadek en Heiner Müller; zo spreekt Leisi over aspecten van betekenisverandering van woorden en teksten in Elizabethaanse tijd in vergelijking tot hedendaagse tijd; Zadek over de variëteit aan het spelen van rollen in Hamlet. In het verlengde daarvan bevindt zich in het dossier ook een kopie van een artikel uit een medisch-psychologisch tijdschrift waarin het personage Hamlet wordt geanalyseerd vanuit het perspectief van de ‘role-construct theory’, een theorie uit de psychologie die op zinvolle wijze wordt gerelateerd aan dramaturgische analyse. Verder treffen we in het dossier een Duitse vertaling van Hamlet aan, gemaakt door Heiner Müller voor het gezelschap Bayerisches Staatsschauspiel. Het betreft een kopie van het tekstboekje dat werd uitgegeven bij de voorstelling in regie van B.K. Tragelehn, die 28 december 1985 in première ging. Ook in Duitsland was er behoefte aan een nieuwe vertaling. Die behoefte was er tien jaar daarvoor al: bij wijze van inleiding bij dit tekstboekje is een artikel opgenomen dat in 1975 in Theater Heute werd gepubliceerd. Het is het verslag van een gesprek dat Christoph Müller voerde met auteur Heiner Müller, regisseur B.K. Tragelehn en dramaturg Maik Hamburger over het vertalen van Shakespeare en hoe dat vertalen zich noodzakelijkerwijs verhoudt tot de eigen tijd, de politiek en het theater. In dit verslag is een bepaalde passage aangestreept, waarschijnlijk door Janine Brogt. We nemen die passage hier over, met de direct daaraan voorafgaande tekst die de passage een context verschaft:

Tragelehn: Wir meinen überhaupt daβ Übersetzung was Historisches ist. Im Gegensatz zu einem Orignalwerk […] ist Übersetzung noch spezifischer, das heiβt man braucht zu verschiedenen Zeiten verschiedene Übersetzungen. Es hängt die Art einer Übersetzung sehr ab von dem Prozeβ der Entwicklung der eigenen Literatur. Das heiβt, erst an einem bestimmten Punkt der Entwicklung der bürgerlichen deutschen Nationalliteratur war die klassische Übersetzung Shakesppeares durch Schlegel möglich. Die Übersetzung von Schlegel gingen vorauf Nathan, Iphigenie, Carlos, Wallenstein, also die ersten groβen Versdramen der klassischen bürgerlichen deutschen Literatur; darauf basierend, damit im Zusammenhang, auch in gewissem Widerspruch, enstand die Übersetzung von Schlegel. Heute stirbt sie ab. Und die neuen Übersetzungen hier entstehen im Prozeβ der Entwicklung der sozialistischen Nationalliteratur. Und ein Neues an diesen Übersetzungen ist, daβ sie auch im Prozeβ der Herausbilding eines sozialistischen Nationaltheater stehen. Das bürgerliche Nationaltheater ist in Deutschland ein schöner Traum geblieben. Die neuen Übersetzungen werden auch möglich durch die neuen Versstücke von Heiner Müller, von Hacks, die hier, in der DDR, geschrieben worden sind. Von Umsiedlerin und Moritz Tassow über Bau bis Germania.

Chr. Müller: Was haben die mit Shakespeare zu tun?

Hamburger: Die haben mit Shakespeare zu tun – oder mit der Shakespeare-Übersetzung – daβ sie ja an der Sprache arbeiten, daβ sie die heutige Sprache für den Blankvers benutzen und neue Möglichkeiten des Blankverses für heute ausprobieren.

Chr. Müller: Sie beziehen sich direkt aus Shakespeare, Herr Müller?

Heiner Müller: Ich würd’s anders formulieren. Die Geschichte der Shakespeare-Übersetzung – in Deutschland jedenfalls – ist doch eine Geschichte der Annäherung oder Entfernung von Shakespeare, ich meine vom Realismus Shakespeare [begin markering, lgn] Was bei Schlegel für uns jetzt schwierig zu rezipieren ist, ist, daβ er doch noch einen Abstand zu dem Shakespeareschen Realismus hat. Ich glaub, daβ von hier und heute aus eine gröβere Nähe zu diesem Realismus möglich ist. Bei Shakespeare is doch auf jeden Fall eine Qualität, die kaum je erreichht worden ist sonst, daβ der alles in seine Verssprache reinkriegt, auch Umgangs-sprachliches, auch die plattesten Situationen kann er in Verse fassen, und die platteste Konversation, die banalste Dinge. [einde markering]

Chr. Müller: Das würde bedeuten daβ also Schlegel/Tieck heute zu spielen falsch ist?

Heiner Müller: Das bleibt ein biβchen ein antiquarisches Erlebis im Theater.

(Uit: Müller, Chr., ‘Shakespeares Stücke sind komplexer als jede Aneigung – man braucht zu verschiedenen Zeiten verschiedene Übersetzungen.’ in Theater Heute heft 7 (1975))

Deze materialen kunnen beschouwd worden als het resultaat van vooronderzoek dat uiteindelijk heeft geleid tot de keuze voor een nieuwe vertaling, de vertaler zelf en de begeleiding van het vertalingsproces.

Komrij’s vertaling is uiteindelijk als tekstboekje uitgegeven en Janine Brogt schreef daarbij een inleiding. Het vooronderzoek kan, gezien de overeenkomst tussen de aantekeningen en de concepttekst voor deze inleiding, ook beschouwd worden als een voorbereiding op het schrijven van deze inleiding. Waarschijnlijk was het beide. In elk geval komt Leisi’s beschouwing over de betekenisverandering van Shakespeare’s taal doorheen de tijd uitgebreid aan bod op pagina 4 van de (concept)tekst en is ze – gezien het bovenvermelde citaat uit haar inleiding – schatplichtig aan of geïnspireerd door het trio Tragelehn/Hamburger/Müller, die in het interview in Theater Heute duidelijk stellen dat elke tijd haar eigen vertaling nodig heeft.

Met betrekking tot de vertaling, het vertalen als ‘culturele praktijk’ en de inleiding in het tekstboekje zijn de volgende materialen in de database opgenomen1:

  • Brief van Janine Brogt aan Gerrit Komrij over de vertaling van Hamlet
  • Brief van Gerrit Komrij aan Janine Brogt over de vertaling van Hamlet
  • Janine Brogt, aantekeningen over diverse Hamlet-vertalingen en commentaren (o.a. Kellendonk, Leisi, Müller)
  • Janine Brogt, ‘Aantekeningen bij een nieuwe vertaling van Shakespeare’s Hamlet’ (concepttekst voor inleiding bij tekstuitgave nieuwe vertaling)
  • a., ‘William Shakespeare: Hamlet. Deutsch: Gottfried Greiffenhagen und Peter Zadek’ (Zadek over zijn Hamlet-enscenering uit 1977)
  • Ernst Leisi, ‘Zur Bestimmung Shakespearescher Wortbedeutungen’ (1964)
  • Rudolf Stamm, ‘Die theatralische Physiognomie der Shakespeare-Dramen’ (1964)

Niet opgenomen in de database:

  • Moss, A.E.St.G., ‘Shakespeare and role-construct therapy’ in J. med. Psychol. 47 (1974) 235-252.
  • Moss, A.E.St.G., ‘Hamlet and role-construct theory’ in J. med. Psychol. 47 (1974) 253-262.
  • William Shakespeare, Hamlet. Vertaling Heiner Müller, met medewerking van Matthias Langhoff. Uitgave van Bayer. Staatsschauspiel, nr. 39, seizoen 1985/1986
  • Uitgebreide titelinformatie is terug te vinden in de Theaterdramaturgie.Bank.
  • Müller, Christoph, ‘Shakespeares Stücke sind komplexer als jede Aneigung – man braucht zu verschiedenen Zeiten verschiedene Übersetzungen.’ in Theater Heute, heft 7 (1975). Het artikel is gepubliceerd in de tekstuitgave van Heiner Müllers vertaling bij Bayer. Staatsschauspiel.
  • Müller, Heiner, Die Hamletmaschine, gepubliceerd in de tekstuitgave van Heiner Müllers vertaling bij Bayer. Staatsschauspiel.

Schrijven en aanleveren van materiaal voor de programmakrant

Eén van de meest regelmatige, terugkerende activiteiten van een dramaturg is wellicht het schrijven van teksten voor een programmaboek of -krant. In een programma worden de medewerkers genoemd, wordt kort de inhoud van het stuk beschreven en is er daarnaast ruimte om al dan niet expliciet iets te melden over de interpretatie van het stuk, wanneer de enscenering een bestaande tekst betreft. Janine Brogt schreef de teksten voor de programmakrant die bij Hamlet verscheen (de programmakrant is voor de helft gewijd aan Hamlet, de andere helft wordt besteed aan Stilte van Lars Norén, een voorstelling in regie van Karst Woudstra), waarvan zij ook mee de redactie voerde.

In het dossier bevindt zich uiteenlopend materiaal dat met een nietje bij elkaar wordt gehouden en waarvan de inhoud gedeeltelijk is te herleiden tot teksten in de programmakrant. Het ligt voor de hand de totale bundel teksten en foto’s te beschouwen als mogelijke kopij voor de krant, waarbij een enkel document de eindstreep niet heeft gehaald. We zullen deze verzameling eens nader bekijken.

Ten eerste is er een getypte tekst die in de programmakrant te lezen is als artikel met de titel ‘Wat gebeurt er in Hamlet?’. De vraag en het artikel verwijzen naar de talloze commentaren en interpretaties over Hamlet – als gevolg van de vele vragen die Hamlet oproept – en in het bijzonder een bekend commentaar getiteld ‘What Happens In Hamlet’, die het onmogelijk maken een eensluidend antwoord op de vraag te geven. Er is niet één Hamlet, zelfs het stuk Hamlet bestaat niet: er bestaan meerdere versies waarvan de vraag is welke nu de oer-versie is.

Verder bevat de verzameling kopieën van foto’s van verschillende Ophelia-vertolksters en een geschreven portret van Ophelia door Heinrich Heine. Dit materiaal rond Ophelia is niet in de programmakrant opgenomen. Wat wél terugkomt is de aandacht voor de vertaling. Onder de titel ‘Now I am alone…’ (in de programmakrant vervangen door ‘Nu ben ik alleen’) volgt een korte verantwoording voor de keuze van een nieuwe vertaling en ter illustratie bij deze tekst worden drie versies van een monoloog uit Hamlet geciteerd. Tenslotte bevat de verzameling twee vertaalde brieven: een brief van schrijver George Bernhard Shaw aan de heer John Barrymore, een beroemde Amerikaanse Hamlet-vertolker; en een brief van de Russische regisseur Grigori Kosintsev aan Innoktenti Smakhtunovski die Hamlet speelde in de film die Kosintsev in 1966 maakte. Beide brieven geven blijk van een Hamlet-benadering die in lijn ligt met wat Gerardjan Rijnders heeft geprobeerd te doen, afgaande op de reacties op de voorstelling. Het is een benadering van soberheid, de tekst zijn werk laten doen, de franje weglaten, de tekst als handeling of als actie beschouwen. Twee citaten uit de brieven om deze benadering te ondersteunen:

“Er is geen tijd voor stiltes en pauzes: de akteurs moeten de tekst regel voor regel spelen en niets tussen de regels door en negentig procent van het akteren gebeurt met hun stem. Hamlet – de Hamlet van Shakespeare – duurt op die wijze gespeeld vier uur: zonder inzinkingen en verveling.”

(Uit: Brief van Shaw aan Barrymore)

“Beste Innoktenti Mikhailevich, we hebben hier een prachtrol, maar hij zit verstopt onder een berg klichees en het valt niet mee de weg naar de kern te vinden. Daarbij is het ook niet makkelijk de klichees die bij elke stap op de loer liggen, op te geven. En zelf merk je niet hoezeer je de gebaande paden volgt. En die leiden niet naar het zichtbaar maken van de essentie, de vitale inhoud van de figuur, maar naar een makkelijk sukses en het laten zien van een charmante, fraaie, en aantrekkelijke buitenkant, zoals gebruikelijk.” (Uit: Brief van Kosintsev aan Smakhtunovski)

Overigens is alleen de brief aan John Barrymore in de programmakrant opgenomen. In haar aantekeningen voor de inleiding bij het tekstboekje noteert Janine Brogt tweemaal vier stappen waarlangs de rethorische traditie zich heeft ontwikkeld. De aandacht voor de retoriek, voor de welsprekendheid (van de acteur), gecombineerd met de interesse voor uitspraken zoals die van bovengeciteerde auteurs, leidt naar een mogelijke visie op de enscenering. De meeste critici zijn nogal teleurgesteld over de voorstelling. Ze hadden theatrale vernieuwing verwacht, een spannend regieconcept, een statement van het jonge aanstormende talent dat Gerardjan Rijnders in die tijd was. In plaats daarvan zagen ze een voorstelling waarin op het dominant aanwezige lichtbeeld en historische kostuums na er nauwelijks sprake was theatraliteit; het was een statische enscenering waar het spreken voorop stond en waarin Hamlet nauwelijks als hoofdrol werd ervaren. Gezien de inspiratiebronnen in dit dossier kan gesteld worden dat deze Hamlet-enscenering past in de lijn van het onderzoek naar de retoriek in de grote zaal, één van de lijnen in Rijnders’ repertoire die in latere jaren zo veelvuldig is benoemd. Een pagina uit het jaarverslag van het Publiekstheater bevestigt deze benadering:

De Stadsschouwburg werd voor het eerst sinds tijden weer onbeschaamd benut om zijn retorische kwaliteiten. De Hamlet als spreekopera. Stemmen in alle mogelijke en onmogelijke toonaarden. […] Als onderzoek naar de retorische speelstijl voor de Elisabethanen, is de voorstelling erg interessant. Wie weet een onderzoek dat Toneelgroep Amsterdam verder zal uitdiepen.

(Uit: Jaarverslag Publiekstheater 1986)

De brief van Kozintsev is ondanks de boeiende inhoud niet opgenomen in de programmakrant (wel in de database); een passage uit een brief áán Kozintsev, afkomstig van Boris Pasternak, is terug te vinden in de concepttekst voor de inleiding in het tekstboekje.

Verdere sporen van de programmakrant naar het dossier leiden tot een boekje uit 1937 waarin de theorie wordt uitgewerkt dat William Shakespeare eigenlijk een schuilnaam is van Edward de Vere, graaf van Oxford. Deze theorie wordt in de inleiding kort aangehaald, om te illustreren dat niet alleen de vraag naar de identiteit van Hamlet, maar ook naar diens schepper, William Shakespeare, keer op keer opnieuw wordt gesteld en beantwoord.

Tenslotte bevat het dossier enkele aantekeningen met betrekking tot het beeldmateriaal in de programmakrant: illustraties en foto’s. Deze aantekeningen zijn genoteerd op een correspondentiekaart en betreffen vooral een inventarisatie van mogelijk beeldmateriaal: zo zijn bijvoorbeeld de genoemde stripjes van Hamlet uiteindelijk alleen in de seizoensbrochure te zien en is de expliciete aandacht voor Ophelia in geen van de gepubliceerde materialen terug te herkennen. Voor de programmakant is uiteindelijk gekozen voor een voorblad van Hamlet uit de reeks ‘Illustrated Classics’ en foto’s van repetities en de kostuumpas.

Met betrekking tot de programmakrant, het voorbereidende onderzoek en de ontwikkeling van kopij zijn de volgende materialen in de database opgenomen:

  • Janine Brogt, Kopij voor de programmakrant bij Hamlet van Het Publiekstheater (divers materiaal, o.a. geschreven tekst en kopieën van brieven van Shaw en Kosintsev)
  • a., A Letter to John Barrymore / Grigori Kozintsev (brief van Shaw, notities van Kozintsev)
  • Janine Brogt e.a., Programmakrant bij Stilte / Hamlet van Het Publiekstheater
  • Janine Brogt, Aantekeningen voor illustraties en teksten in de programmakrant.
  • a., Illustratie bij Hamlet

Niet opgenomen in de database:

  • Bénézet, A.M. Pd. D. Louis P, Shakespeare, Shakespeare and De Vere. Manchester N.H., Granite State Press (1937).

Niet in het oorspronkelijke dossier, wel in de database:

  • a., Jaarverslag Publiekstheater: Hamlet – William Shakespeare (kopie van een pagina uit het jaarverslag van het Publiekstheater)

Reflectie op doorlopen en mede ontwikkelen van de voorstelling

Een groot en zeer belangrijk deel van de dramaturgische werkzaamheden heeft geen papieren reflectie. Dit betreft de gesprekken over de voorstelling in wording, met de regisseur in eerste instantie, maar ook met ontwerpers, vormgevers en acteurs. Deze gesprekken vinden op en aan de rand van de repetitievloer plaats, in het café, aan de telefoon, mogelijk nog aangevuld met een vorm van geschreven communicatie.

Janine Brogt was als productiedramaturg bij deze Hamlet-enscenering betrokken en we kunnen met grote zekerheid zeggen dat die talloze gesprekken er zijn geweest. Een glimp van deze werkzaamheden kunnen we opvangen door te kijken naar haar aantekeningen in het script van Hamlet. Op het voorblad staat een inventarisatie van vertalingskwesties, het ‘klein vuil’ dat we al eerder benoemden. In het script zelf zien we talloze doorhalingen van tekst. Het stuk is tijdens het repeteren behoorlijk ingekort, zoals ook enkele recensenten later zullen opmerken. Het schrappen van tekst gebeurt in het algemeen tijdens of naar aanleiding van repetities. Soms komt de regisseur met een voorstel, soms een meedenkende acteur. Janine Brogt zal hier ook zeker bij betrokken zijn geweest.

Een ander spoor van haar werkzaamheden vinden we in haar aantekeningen bij doorlopen. Dit zijn over het algemeen niet meer dan snel genoteerde woorden, steekwoorden, opmerkingen over spel, licht, kostuum en decor. Ze geven natuurlijk niet in detail weer wat Janine Brogt op dat moment dacht, maar ze geven wel een indicatie van het brede scala van onderwerpen waar een dramaturg zich mee bezighoudt tijdens een doorloop. Zeer waarschijnlijk waren deze aantekeningen voor haar gedachtesteuntjes voor het gesprek daarna. De aantekeningen geven ook blijk van de fase waarin de voorstelling in wording verkeert; de notities gaan vaak over het afstemmen van handelingen, een detaillering in vormgeving en kostuum, een nog niet juist geplaatst accent in de tekst. Het is een fine tunen dat kenmerkend is voor de laatste week voor de première, de fase van de doorlopen.

Hierboven werd al kort het jaarverslag aangehaald, waarin te lezen is dat de Hamlet van Gerardjan Rijnders gezien kan worden als een onderzoek naar de retoriek. In dat jaarverslag wordt Edward Gordon Craig als inspiratiebron aangehaald voor het lichtontwerp. In het dossier treffen we een kopie aan van een tekening en houtsnede van Cordon Craig. De aanwezigheid van deze kopie wordt door de zin uit het jaarverslag verklaard.

Deze kopie, het script en de aantekeningen bij doorlopen zijn de enige materialen in het dossier die verwijzen naar de totstandkoming van de voorstelling tijdens het repetitieproces. De hoeveelheid materiaal zegt in dit geval echter niet zoveel over de hoeveelheid verzette arbeid; zoals gezegd is in deze fase van een werkproces het werk van de dramaturg voornamelijk een verbale activiteit.

Met betrekking tot de reflectie en reactie op doorlopen en het repetitieproces zijn de volgende materialen in de database opgenomen:

  • Janine Brogt, Aantekeningen bij doorlopen van Hamlet
  • a., Tekening en houtsnede van Edward Gordon Craig
  • Kopie van het script van Hamlet van Janine Brogt

Communicatie met de pers

De pers is over het algemeen behoorlijk teleurgesteld: men verwachtte een Daad van het aanstormende en de controverse niet schuwende talent Rijnders, maar zag daarentegen een sobere, niet vernieuwende vorm. Sommige recensenten spreken over de enscenering als een reconstructie. Het spreken is belangrijk, de vormgeving of eventuele theatrale vondsten zijn minder nadrukkelijk aanwezig: afgezien van een uitgekiend en krachtig lichtplan is het toneel vrijwel leeg, de acteurs staan op een hellend plankier en de mise-en-scène is statisch. De acteurs dragen historische kostuums, ‘Elizabethaanse gevaarten’, waar overigens in de meeste recensies weinig aandacht aan wordt geschonken. Eén van de weinige positieve geluiden komt van Loek Zonneveld, die in De Groene Amsterdammer zijn enthousiasme (nadat hij voor een tweede maal is gaan kijken) niet onder stoelen of banken steekt. Hij typeert bijvoorbeeld de mise-en-scène als spectaculair en beschrijft met heldere voorbeelden hoe Rijnders en Brogt nieuwe accenten hebben gelegd (de wroeging die Claudius uiteindelijk voelt krijgt bijvoorbeeld meer aandacht dan meestal) en enkele bekende passages hebben ingekort. Zo wordt de enscenering een stuk dat niet alleen over Hamlet gaat; omringende personages worden nadrukkelijk naar voren geschoven.

Behalve positieve geluiden zijn er ook veel kritische reacties. Deze betreffen veelal de regie, maar soms ook de vertaling. Janine Brogt voelt zich een aantal malen genoodzaakt in de pen te klimmen en te reageren. Zo neemt zij als dramaturg de taak op zich om de voorstelling naar de buitenwereld te verantwoorden, om tot na de première achter de voorstelling te blijven staan. Samen met Gerardjan Rijnders stuurt zij een brief naar Het Parool, als reactie op de recensie die Hans van den Bergh schreef (geplaatst 3 november 1986). De ingezonden brief (geplaatst op 6 november 1986) draagt de titel ‘Hoe oogt de Shakespeare-liefhebber?’ en die titel dekt ook de lading. Brogt en Rijnders zijn het oneens met de wijze waarop Van den Bergh het publiek bij Hamlet typeert, zowel wat betreft de hoeveelheid mensen die de zaal voortijdig verlieten als de typering van het publiek als fans die ver verwijderd zouden zijn van de ‘modale Shakespeare-liefhebber’. En passant corrigeren zij ook wat feitelijkheden en vragen zij zich af waarom Van den Bergh als gepromoveerde theaterwetenschapper zo hatelijk spreekt van ‘dramaturgentoneel’.

Uitgebreid gaat Janine Brogt daarnaast – ruim een maand voor de première – in het verweer op een artikel in weekblad De Tijd waarin uitgebreid kritiek wordt geleverd op de vertaling door Gerrit Komrij. Brogt berispt de auteur Mac Liems; deze heeft zich niet voldoende verdiept in de door hem aangehaalde vertalingskwesties en heeft zich voor het artikel bovendien gebaseerd op een nog niet definitieve versie. Ze onderstreept dit met een aantal voorbeelden en beoordeelt tenslotte de kritiek als ‘gratuite’ en ‘flauwekul’ die neigt naar kinnesinne. Loek Zonneveld schreef rond deze tijd een artikel over de opvoeringsgeschiedenis van Hamlet; hij gaat ook in op het betreffende artikel van Mac Liems. Hij vergelijkt een aantal vertalingen en is daarbij meestal op de hand van Komrij; tenslotte is hij dezelfde mening toegedaan als Janine Brogt.

Tenslotte blijkt uit een artikel van recensent Eric van der Velden dat Janine Brogt ook een reactie schreef op (in elk geval) zijn recensie. In het artikel worden grote delen van haar brief geciteerd, waarin zij oproept tot ‘goed kijken en luisteren’ naar de voorstelling zelf en niet naar de ruis eromheen. Zij sluit af met de opmerking ‘wat een laffe, smakeloze zinnetjes, wat een lui geschrijf, om van denken nog maar te zwijgen’. Eric van Velden incasseert de klap, maar dient haar ook van repliek en eindigt met het voornemen om de voorstelling nogmaals te gaan zien.

Het dossier bevat een groot aantal recensies, enkele artikelen over de Hamlet -traditie en Hamlet-vertalingen en een notitie over het aanleveren van (foto)materiaal aan weekblad De Groene Amsterdammer, waar op 15 oktober maar liefst drie recensenten hun mening gaven over de Hamlet van Brogt en Rijnders. Het grootste deel van deze materialen is niet in de database opgenomen, want is terug te vinden in archieven van kranten en tijdschriften.

Met betrekking tot de pers, publiciteit en reacties op de pers zijn de volgende materialen in de database opgenomen:

  • Janine Brogt, Gerardjan Rijnders: Hoe oogt de Shakespeare-liefhebber? (ingezonden brief in Het Parool, 6 november 1986)
  • Janine Brogt, Notitie bij ‘Waarom maakt Komrij van een strijdbijl ‘Polen te slee’?’ (artikel van Mac Liems in De Tijd, 5 september 1986)
  • Janine Brogt, Brief van Janine Brogt aan de redactie van De Tijd
  • Janine Brogt, Notitie omtrent publiciteit voor Hamlet in De Groene Amsterdammer
  • Eric van Velden, ‘Hamlet van Rijnders: woorden woorden en nog eens woorden’, krant onbekend, datum onbekend
  • Loek Zonneveld, kopij voor artikel over de opvoeringsgeschiedenis van Hamlet, voor De Groene Amsterdammer, 10 september 1986.

Niet opgenomen in de database:

  • Artikelen:
  • Wagener, W., ‘De vernikkelde Shakespeare in ‘Hamlet’. Bert Voeten plakt de prins de baard weer aan.’, Rotterdams Nieuwsblad (Letterkundige kroniek), 22 maart 1950. Artikel over de kwaliteit van de Hamlet-vertaling van Bert Voeten, in het betreffende seizoen gespeeld door Haagse Comedie. Ook andere vertalingen komen aan bod en er wordt in het bijzonder aandacht geschonken aan Hamlet als een ‘man van actie’.
  • Kellendonk, Frans, ‘De veren van de zwaan’, NRC Handelsblad (Cultureel Supplement), 1 januari 1985. Artikel over de kwaliteit van de Hamlet-vertaling van Komrij, waarbij ter illustratie diverse passages uit Shakespeare-vertalingen van Burgersdijk, Voeten, Holst en Komrij worden vergeleken.
  • Freriks, Kester, ‘De Hamlet-traditie’, NRC Handelsblad, 10 oktober 1986. Artikel over de opvoeringsgeschiedenis in Nederland vanaf de 19e eeuw tot heden.
  • Recensies:
  • Haan, Renée de, ‘Lachwekkend bedoeld of gewoon Mislukt? ‘Hamlet’ van Rijnders is dubieus’, Haagse Courant, 12 oktober 1986.
  • Oomens, L., ‘Hamlet zonder kracht’, Algemeen Dagblad, 13 oktober 1986.
  • Heijer, Jac, ‘Een maatgevende Hamlet door verrassend ensemblespel’, NRC, 13 oktober 1986
  • Liefhebber, Peter, ‘Hamlet van Bokma is geen hoofdrol’, Nieuws v/d Dag, 13 oktober 1986
  • Justesen, Per, ‘Hamlet: de verbazing slaat toe’, Parool, 13 oktober 1986.
  • Velden, Eric van der, ‘Hamlet van de leegte bij Publiekstheater. Gerardjan Rijnders nekt Shakespeare’, Utrechts Nieuwsblad, 13 oktober 1986.
  • Straatman, Tineke, ‘Rijnders’ Hamlet stemt tot tevredenheid’, Het Vrije Volk, 13 oktober 1986.
  • Zeilstra, Wijnand, ‘Ingetogen Hamlet in strakke regie’, Leidsch Dagblad, 13 oktober 1986.
  • Janssen, Hein, ‘Rijnders laat klassieke Hamlet uit de hand lopen’, Haarlems Dagblad, 13 oktober 1986.
  • Oranje, Hans, ”Hamlet’ bij Publiekstheater werd schitterende toneelmanifestatie. Klassieker zet de toon’, Trouw, 13 oktober 1986.
  • Schouten, Martin, ‘Intelligente Hamlet als kostuumstuk’, De Volkskrant, 13 oktober 1986.
  • a., ‘Hamlet van Rijnders is geen toneeldaad’, Niewsblad van het Noorden, 13 oktober 1986.
  • Amerongen, Martin van, ‘De vloek en de kanker van het regisseurstoneel’, De Groene Amsterdammer, 15 oktober 1986.
  • Arian, Max, ‘Maakt het Publiekstheater zijn volgende slachtoffer? Hamlet als Gysbrechtparodie’, De Groene Amsterdammer, 15 oktober 1986.
  • Zonneveld, ‘Een letterlijke berg met lijken’, De Groene Amsterdammer, 15 oktober 1986.
  • Verbeeten, Ton, ‘Evenwicht ontbreekt in deze Hamlet’, Nieuwe Krant, oktober 1986.