Logo Utrecht University

Dramaturgy Database

Een gesprek met Merel Heering. Scheppend reflecteren

Merel Heering is dansdramaturg werkzaam in Nederland en in het buitenland. Na haar studie Theater-, Film- en Televisiewetenschap heeft zij gewerkt bij verschillende kleine en grote organisaties, waaronder op de educatieafdeling bij het Nederlands Dans Theater en bij de Nederlandse Dansdagen in Maastricht waar zij zich bezig heeft gehouden met het schrijven van aanvragen en organiseren van EU projecten. Ook was ze twee jaar lang werkzaam als artistiek assistent bij ICKamsterdam, het internationaal choreografisch kunstencentrum van Pieter C. Scholten en choreograaf Emio Greco. Dramaturgisch onderzoek was een van de taken die ze hier op zich nam. Sinds enkele jaren is ze werkzaam als freelancer: ze doet dramaturgie voor meerdere onafhankelijke makers, begeleidt talentontwikkelingstrajecten voor nieuwe dansmakers en adviseert artistiek leiders in binnen- en buitenland. Naast dramaturgie houdt zij zich ook bezig met programmering, wederom op freelancebasis.

Download

A Beschrijving loopbaan en werkzaamheden

 

Zou je globaal je loopbaan kunnen beschrijven?

 

Ik ben begonnen op de Universiteit Utrecht, waar ik eerst de bachelor Theater-, Film- en Televisiewetenschappen heb gevolgd en vervolgens de master Theaterwetenschap. Ik heb mij vanaf het begin van de studie gefocust op dans; dat werd mijn specialisatie. Na mijn bachelor heb ik eerst een jaar bij het Nederlands Dans Theater gewerkt, waar ik ben blijven hangen. Dat was voor mij heel belangrijk; ik heb toen op de educatieafdeling stage gelopen. Tijdens mijn master volgde ik een stage bij het Domein voor Kunstkritiek. Dat was ook een belangrijke plek voor mij omdat ik hier bezig was met schrijven en op deze manier die kant van mezelf ontwikkelde. Na mijn studie ben ik aan de slag gegaan bij grotere organisaties waaronder de Nederlandse Dansdagen in Maastricht. Ik heb ook twee jaar bij Emio Greco en Pieter C. Scholten als artistiek assistent gewerkt. Zij werken onder de naam ICK Amsterdam. Sinds vier jaar ben ik freelancer en doe ik de dramaturgie of programmering voor verschillende makers en organisaties.

 

Heb je er vier jaar geleden bewust voor gekozen om freelance te gaan werken? Waarom?

 

Dat was een heel bewuste keus. Ik heb daarvoor bij grotere organisaties gewerkt waar ik heel veel heb geleerd, maar waar je uiteindelijk toch ook beperkt bent in de vrijheid die je krijgt in je functie. Omdat veel van die organisaties al veel langer bestaan, is het al veel meer uitgetekend wat wel en niet kan. Ik had heel veel behoefte aan meer vrijheid en nog meer focus op het artistiek inhoudelijke. Ik wist: als ik dat nu wil dan moet ik freelancer worden want dat ga ik niet vinden binnen een contract, in ieder geval niet op de manier waarop ik dat zocht. Nog steeds is dat het voordeel van freelance – ook al zitten er wel ook een aantal duidelijke nadelen aan –dat het een soort vrijplaats is. Je kunt heel erg kiezen waar je je wel en niet aan wilt verbinden en wat je wel en niet wilt doen.

 

Wat zijn dan de nadelen aan het freelance werken?

 

De onzekerheid. Financieel is er sowieso een heel duidelijk nadeel natuurlijk en dat is best een puzzel geweest. Inmiddels gaat het wel goed, maar dat was voor mij (ik kwam uit een fulltimebaan met een contract) wel een heel groot risico, gevoelsmatig en ook feitelijk. Dat blijft nog steeds een zoektocht. Een ander nadeel is dat ik, vooral in het begin, heel veel kleine projectjes had, nu heb ik dat minder. Je doet dan heel veel dingen naast elkaar, het kan dan soms heel erg gefragmenteerd voelen. Het voelt soms alsof ik mezelf in tien stukken moet knippen om het allemaal te beheersen; dat is lastig. Wanneer je binnen een organisatie werkzaam bent, werk je natuurlijk samen met een team en bouw je daar ook echt langere lijnen mee op. Dat heb ik nu wel steeds meer omdat ik op steeds meer plekken terugkom en daar op die manier ook langere trajecten aan het uitzetten ben, maar het duurt wel even, dus in het begin kan het ook best eenzaam zijn als freelancer.

 

Had je vroeger toen je klein was al bedacht dat je dit ging worden/dit ging doen?

 

Nee, ik wist niet eens dat het vak van dramaturg bestond, dat is pas heel laat gekomen. Ik zat vroeger toen ik klein was op de Jeugdtheaterschool en ging veel naar dansles. Ik ben door al dat doen in theater uiteindelijk bij theaterwetenschap terechtgekomen. Daar heb ik dus al wel een liefde gekregen voor het vak, maar ik wist eigenlijk helemaal niets van dramaturgie, ook tot op een heel laat moment in mijn studie niet, eerlijk gezegd. Ik heb het vak ook pas heel laat serieus overwogen als optie omdat ik ook heel graag schrijf en daar werd ik ook vanuit de opleiding op gestimuleerd. Dus ik had eigenlijk heel lang het idee, ik word een schrijver over kunst. Ik was wel al snel veel bezig met de vraag: hoe kan ik mezelf productief maken in het werkveld. Dat vond ik eigenlijk wel een heel ingewikkelde vraag. Dus dat schrijven, dat inhoudelijk bezig zijn, kon ik in de educatie bijvoorbeeld voor het eerst praktisch kwijt en gaan ontwikkelen. Toen kon ik dit ook gericht gaan toepassen. Eigenlijk werd vervolgens pas in mijn master duidelijk dat dramaturgie misschien ook wel een optie voor mij was, ook omdat ik toen mensen ontmoette die dat als vak deden en zij potentie in me zagen en mij hierin stimuleerden, zoals Peggy Olislaegers en Cecile Brommer. Op dat moment dacht ik: oké, spannend, dat kan dus blijkbaar. Maar zelfs toen dacht ik nog heel lang: wanneer kan je jezelf nou een dramaturg noemen? Ook omdat ik geen maker ben, want ik had altijd heel erg het idee dat het zo dichtbij makers ligt. Is dat iets dat ik mezelf kan toestaan, of misschien wel toe-eigenen op zekere hoogte? Dus het heeft lang geduurd voordat ik genoeg zelfvertrouwen had om er echt voor te kiezen.

 

Wat zijn de hoogtepunten of gave projecten die je hebt gedaan?

 

Dat is best een lange lijst. Ik denk dat Act Your Age een heel belangrijk project was voor mij. Dit was een project dat we met de Nederlandse Dansdagen ontwikkelden. Het was best wel eng, want ik heb de subsidieaanvraag geschreven, een Europese subsidieaanvraag en mijn eerste aanvraag. Dat was echt een hell of a job want ik kreeg ook gelijk de verantwoordelijkheid om niet alleen de inhoud te verwoorden, maar ook om de begroting te maken. Dat was iets wat ik nog nooit had gedaan, dus toen zat ik in Italië in een hotelkamer met de airconditioning heel hoog heel hard te zweten op getallen. De stress dat ik moest gaan presenteren aan internationale partners zonder dat ik heel erg goed wist wat ik aan het doen was, kwam daar ook bij kijken. Het was een project waar ik inhoudelijk heel gedreven en geïnspireerd door was en tegelijk was het een project waar ik voor mijn gevoel qua stappen in mijn ontwikkeling ineens een hele grote sprong maakte, met de gedachte: blijkbaar kan ik dit. Het was dus op twee vlakken heel belangrijk.

Act Your Age inspireerde mij heel erg omdat ik na mijn opleiding begon met het werken op projectbasis. Daarnaast had ik twee jaar lang een baantje in een verzorgingstehuis waar ik intensief werkte met oudere mensen met hele zware dementie en allerlei klachten. Naast het werk dat ik deed heb ik die mensen geobserveerd. Ik was erg gefascineerd door hun fysieke zijn en soms ook niet-zijn. Daardoor was Act Your Age een hele mooie kans om mijn fascinatie voor dans en die ervaring in het verzorgingstehuis met elkaar te verbinden in een context waarin we dat met andere mensen konden delen en het productief konden maken. Op een bepaalde manier iets voor de maatschappij doen vond ik heel gaaf, naast het denken over welke rol de kunst heeft in de maatschappij, wat ik daar zelf mee wil en waar ik me dan verantwoordelijk voor voel. Ik denk dat het denken daarover erg door dit project is aangewakkerd. Bovendien was het voor mij een eerste stap in het Europese werkveld. Act Your Age was dus op heel veel manieren een soort sleutelmoment, denk ik.

 

Wat zijn dan dingen die je in het buitenland doet?

 

Vooral dramaturgie voor makers. De dans- en performancepraktijk is een erg internationale praktijk. Ik word dan ingevlogen om mee te werken aan een maakproces, wat superleuk is.

Ik geef ook masterclasses en workshops, omdat er nog lang niet in alle landen opleidingen als Theaterwetenschappen zijn. Dansdramaturgie is in veel landen nog een vrij onbekend begrip, dus ben ik in Italië begonnen met een cursus over dramaturgie en dat doe ik nu ook op allerlei andere plekken. Ik word dan gevraagd om een groep jonge makers te begeleiden voor een week of een paar dagen. Dan kijken we samen naar voorstellingen, onderzoeken we wat dramaturgie is en wat je ermee kunt en kunnen de makers alles over het vakgebied vragen, ook in relatie tot hun eigen maakpraktijk. Ik begeleid ook steeds meer langere talentontwikkelingstrajecten van een jaar of een paar maanden, bijvoorbeeld in Zwitserland, waarin meerdere makers met uiteenlopende praktijken in eenzelfde periode een werk maken. Ik breng hen met elkaar in gesprek en bezoek hun maakprocessen om hen dramaturgisch advies te geven. Ook spreek ik soms op conferenties.

 

B Proces/werkwijze

 

Hoe begint het werkproces? Heb je specifieke startpunten? En wat zijn die dan?

 

Dit ligt aan de soort uitnodiging die ik van de maker krijg en wat een maker van mij wil. Sommigen willen meer ondersteuning bij het maken van keuzes in de eindfase van een maakproces en anderen willen mijn betrokkenheid bij het gehele proces. Invliegen, redigeren en weggaan is prettig en een zo concreet mogelijk startpunt hebben om op te reageren ook. Maar echt de diepte in kunnen is een luxe en geeft ook veel voldoening. Hoe ik werk is een andere vraag, in welke fase ik ook zit, ik begin wel altijd hetzelfde. Ik heb veel geleerd van Peggy Olislaegers en een van haar eerste adviezen aan mij was: altijd het overduidelijke benoemen, alles benoemen wat je ziet, alle bouwstenen bloot leggen. Als mensen aan het werk zijn vergeten ze vaak de bouwstenen omdat ze al bezig zijn met waar ze naartoe moeten in het proces. Wat ik in eerste instantie doe is dus teruggaan naar de basis. Vaak denken we: we weten het wel, we zijn het hierover eens – maar vaak blijkt dat niet het geval. Het geeft altijd helderheid om heel nauwkeurig te formuleren wat je basis is, je kernpunt qua inhoud, daar waar je naar moet terugkeren als je later vastloopt of vragen hebt. Deze strategie pas ik ook toe bij het luisteren. Dramaturgie zit erg in taal: als je iets gaat verwoorden, denken we gemakkelijk dat we elkaar begrijpen, maar door verschillende opvattingen over de betekenis van bepaalde woorden kunnen soms onduidelijkheden ontstaan. Deze probeer ik op te helderen, zodat er een gedeelde taal ontstaat waarmee we over een werk kunnen praten.

 

Geef je dan de feedback aan de choreograaf terug of ga je zelf met de dansers werken?

 

Dat verschilt heel erg en dat ligt ook aan de afspraken die je maakt met de maker. Ik zorg dat de vraag is uitgesproken, ik luister naar de vraag en vraag door. Ik zorg dat het duidelijk is of wordt wat zij van mij verwachten. Sommige makers willen alleen met mij werken en maken dan zelf de vertaalslag naar de dansers en anderen zeggen: the floor is yours, doe je ding. Dan wordt het meer een soort groepsgesprek, en dat heb ik het liefst. Ik voel me verantwoordelijk voor de dramaturgische dialoog. Hier wil ik iedereen bij betrekken, informatie uit halen en die weer terug in de performance laten stromen: ik wil de taal, de dialoog binnen een team ophelderen.

 

Heb je weleens sterke meningsverschillen als je zo sterk betrokken bent bij het dramaturgisch proces? En hoe ga je daarmee om?

 

Dat is je belangrijkste taak als dramaturg, ik ben degene die alles op tafel legt. Dat kan zijn tussen mij en de maker of het blootleggen van een meningsverschil tussen dansers. Al die dingen die niemand zegt en die wel gebeuren zijn heel bepalend of iets wel of niet kan ontstaan. Dat leg ik op tafel aangezien het een heel groot onderdeel van het realiseren van een voorstelling is. Het professionele en het persoonlijke zijn daarbij heel nauw met elkaar verweven, maar de reden om het aan te kaarten is professioneel – je moet erdoorheen om samen te kunnen blijven creëren.

 

Je hebt jouw scriptie geschreven over terugblikken en vooruitkijken in de hedendaagse dans. Hoe documenteer jij dans?

 

Ik schrijf veel op. Op het vastleggen van dans ligt niet mijn fascinatie, daar houd ik mij ook niet zo mee bezig. Opnames worden gemaakt met video’s, laptops en telefoons. Dat is in de praktijk een manier van vastleggen van de cruciale stappen die je maakt. Het is ook een houvast in de dramaturgie. Hiermee kan je gemakkelijk dingen terugpakken. Zo kom ik het tegen, maar ik zou weinig uitspraken kunnen doen over waar deze ontwikkeling van het documenteren van dans naartoe gaat. Dit is een heel specifiek segment. Het archiveren en vastleggen van dans loopt voor mij parallel aan het ontleden, bevragen en analyseren van het materiaal.

 

Dus eigenlijk ben je een procesbegeleider?

 

In hoeverre ben je van invloed op het eindresultaat? Dat is een vraag waar ik mee bezig ben, want ik voel me mega verantwoordelijk, maar ik probeer dit te relativeren door vanuit het proces te denken. Wat zijn de langere lijnen waar de maker naar op zoek is? Wat is het traject waar we met zijn allen in zitten? Dat geeft je ook de kans om te zeggen welke vragen en uitdagingen er liggen. Dan is het ook mogelijk dit in de tijd neer te zetten, afhankelijk van hoeveel weken tijd is er om dat te doen. Ik ben heel tevreden over een aantal processen waarvan de werken niet de meest succesvolle werken zijn. Dus ja, ik ben een procesbegeleider, maar zet wel in op een goed resultaat.

 

C Uitspraken over dramaturgie

 

Als een theaterleek op een feestje aan je vraagt wat voor werk je doet, hoe leg je dan vervolgens uit dat je een dansdramaturg bent?

 

Happens all the time en eerlijk gezegd heb ik daar nog steeds niet echt een lekker antwoord op. Ik zeg heel vaak dingen als: ik begeleid mensen in het maken van voorstellingen of ik ben een soort artistiek coach. Ik weet ook niet echt hoe ik daar bij kom, maar soms lijken mensen dat dan toch beter te begrijpen. Maar ja, wat doe je dan? Ik probeer het dan direct concreet te maken: ik werk veel met jonge makers die aan het begin van hun carrière staan en die help ik om een idee te formuleren en dat idee om te zetten naar een voorstelling en alles wat daar bij hoort.

 

Je bent, zoals al eerder is opgemerkt, eigenlijk dus een soort procesbegeleider?

 

Soms ben ik inderdaad een procesbegeleider, maar ik heb ook woorden opgeschreven als: verbinder, een ambassadeur voor een maker of voor dans in zijn algemeenheid. Een coach, schrijver, een vragensteller: iemand die continu overal een vraagteken achter zet. Dat is ook hoe ik leef, als een vragensteller en dat kan wel vermoeiend zijn, maar mijn professionele en persoonlijke leven gaan op dat vlak hand in hand. Ik heb ook gespreksleider opgeschreven, omdat ik dat ook steeds meer zie als een belangrijk onderdeel van mijn manier van met dramaturgie omgaan. Ik ben ook een vrijdenker: altijd los denken van beperkingen. Dat vind ik belangrijk.

 

Je ziet jezelf niet als een klassieke dramaturg, je hebt er zelf een beetje een eigen draai aangegeven. Klopt dat?

 

Soms twijfel ik aan het woord dramaturg, omdat ik ergens nog steeds last heb van het idee dat een dramaturg alles weet. Als je naar de Duitse opvatting van dramaturgie kijkt is dat een hele wetenschappelijke benadering gericht op het doen van (literatuur)onderzoek, dat doe ik niet. Ik heb wel een wetenschappelijke opleiding, ik lees graag en veel, maar ik ben geen wandelende bibliotheek. Het is ook niet mijn natuur, om vanuit wetenschap en theorie op dingen te reageren. Ik ben in die zin een emotioneel mens en zo werk ik ook: vanuit associaties, beelden en intuïtief, en zeker ook vanuit een zeer secure analyse van het werk zelf. Voor mijn gevoel ben ik misschien wat atypisch wat dat betreft, maar ik weet niet of dat klopt. Hoe dan ook, ik begin nu pas heel duidelijk te zien hoe ik werk en dat ik heel praktijkgericht ben: wel met een interesse in alles wat daaromheen gebeurt – de context en de research -, maar niet als eerste startpunt: het startpunt is dat wat op de vloer aan mij getoond wordt. Daar heb ik lang mee geworsteld: ben ik dan een dramaturg en doet het er dan wel toe wat ik doe en geldt dat eigenlijk wel? Omdat ik altijd heel erg onder de indruk ben van mensen die wel heel erg in dat theoretische zijn ingevoerd. Dus ik voel daar wel een spanningsveld, maar kies hierin mijn eigen weg.

Zoals ik al eerder heb verteld is Peggy [Olislaegers, red.] ook heel belangrijk geweest in het ontdekken van dramaturgie en mijn manier van werken. Zij trok voor mij alles open, ook omdat zij als maker is opgeleid en veel zelf heeft gemaakt en geregisseerd. Zij zei vanaf het begin tegen mij: het is niet alleen maar het feit dat je theaterwetenschappen hebt gestudeerd dat ik in jou een dramaturg zie. Je hebt ook een gevoeligheid voor mensen en voor verhoudingen. Je hebt een gevoeligheid voor het proces in die zin, maar ook inhoudelijke aspecten als timing: hoe je mensen benadert en wanneer je dingen vraagt, dat is echt cruciaal. Dat vind ik onderdeel van je vakmanschap als dramaturg en daar heb je echt een natuurlijke aanleg voor. Je durft jezelf bovendien kwetsbaar te maken, dus vanaf het begin dingen die je niet weet onderdeel van het gesprek te maken. Dit kan als startpunt voor een gesprek dienen en levert een andere insteek op. Door haar heb ik heel erg geleerd dat kennis veel breder is dan dat wat je gelezen hebt of een heleboel referenties. Dat is gewoon je hele pakket aan ervaringen en persoonlijkheidskenmerken. Als je dat allemaal kan activeren, dan kun je professioneel naar een heel interessant punt bewegen: je eigen aanpak.

 

Je gaf net ook al aan dat je een fascinatie hebt voor schrijven. Je wordt op het internet ook omschreven als cultuurjournalist. Hoe pas jij deze kennis toe in je werk als dansdramaturg?

 

Ik heb denk ik wel een gevoeligheid voor taal. Ik denk dat de helft van wat ik doe het herformuleren is van iemands gedachten. Dat betekent veel luisteren en dan zeggen: dus als ik het goed begrijp… en soms ook aanvullend denken. Ik houd bijvoorbeeld heel erg van poëzie, want het zegt het een, maar het suggereert het ander. Dat soort denken vind ik heel erg mooi: dat je als iemand jou een beeld geeft nog vijf parallelle beelden kunt formuleren, dat je de ander kunt laten inzien dat als hij of zij dit zegt er dit soort beelden ontstaan bij mij. Daarin gebruik ik het schrijven, al weet ik niet of dat letterlijk schrijven is.

Ik gebruik taal wel echt als middel om zo’n proces open te trekken. Iemand zei, weliswaar in een hele andere context, scheppend reflecteren. Dat vind ik mooi. Daar identificeer ik mij ook wel mee. Taal en schrijven is voor mij ook heel belangrijk om te doen. Ik moet bijvoorbeeld met heel veel mensen mailen en ik word ook veel gemaild, zeker nu ik ook programmeur ben. Ik ben heel gevoelig voor hoe je dan iemand aanschrijft, ik besteed er namelijk zelf altijd heel veel tijd aan. Sommige mensen vinden dat achterhaald of ouderwets en doen alles liever via WhatsApp, maar ik wil nog heel graag werken met mail. Daar gebruik ik het schrijven ook. Hoe formuleer je iets? Of, als iemand je bijvoorbeeld schriftelijk om feedback vraagt, dan vraagt dat ook echt om tijd. Wat deel ik dan en belangrijker nog, hoe deel ik dat? Wat is de klank, de kleur en de toon van je bericht? Zeker als je kritisch moet zijn, wat ook bij het vak hoort. Ik denk altijd volgens zo’n tegelwijsheid: alles mag gezegd, maar de toon waarop is cruciaal. Dat heb ik echt genoteerd en ik heb beseft dat ik op dat soort momenten dat ook kan gebruiken. Dat is toch iets waar je dagelijks mee bezig bent. Daar zie ik het schrijven eigenlijk meer in.

Soms schrijf ik ook nog artikelen over projecten of reflecties als mensen daarom vragen. Ik ben nu bijvoorbeeld bezig met een project dat Communicating Dance heet, dat is de overkoepelende titel. Momenteel zijn we actief bezig met een onderdeel daarvan dat 360 Degrees. Building Strategies of Communication in Contemporary Dance heet. Dit is een publicatie voor dansmakers die moeten communiceren over hun werk. Dan heb ik het dus niet alleen over het interne proces, maar ook over de marketing en alles wat zich rond zo’n proces bevindt, zoals het vinden van coproducenten. Het communiceren met de PR, met programmeurs en het hele verdere werkveld bijvoorbeeld. Daarin komt wederom mijn schrijven van pas, de klus is echt een combinatie van schrijven en dramaturgie. Die publicatie moet heel praktisch zijn en heeft een doel, maar het moet ook zeker leesbaar blijven. Je moet vaak dingen versimpelen, als in: inzichtelijk maken, niet door ze van inhoud te ontdoen maar juist met inhoud en correcte formulering. Dat zijn allerlei manieren waarop ik met schrijven bezig ben zonder dat ik echt een cultuurjournalist ben die zijn of haar mening over werken geeft.

 

D Dramaturgie van dans

 

Welke kenmerken of werkzaamheden vind je specifiek voor dansdramaturgie?

 

Ik heb lang geen antwoord op deze vraag voor mezelf kunnen formuleren. De ideeën en opvattingen over dansdramaturgie zijn voor mij constant in ontwikkeling. Ten eerste is het heel lastig om dans te beschrijven, maar ik ben het niet eens met het idee dat dans niet beschreven kan worden. Door goed te oefenen krijg je als dansdramaturg de vaardigheid om te kunnen beschrijven wat je hebt gezien. Je zal nooit een dansvoorstelling op alle aspecten van beweging kunnen beschrijven, maar het is wel mogelijk om bijvoorbeeld belangrijke delen te markeren en kenmerken van fysicaliteit te articuleren. Ten tweede vind ik het cruciaal voor een dansdramaturg om te oefenen in het beschrijven van een dansvoorstelling. Dit vraagt kennis over verschillende technieken en het lichaam, het gaat erom eerlijk te durven kijken naar wat je ziet. In het begin was ik vooral bezig met het praten over performative state, waarbij het gaat om de energie of intentie waarmee je dingen doet. In een dansvoorstelling zijn energie en dus fysicaliteit een belangrijk onderdeel van de compositie. Daarbij gaat het ook om de relatie tussen de performer en het publiek en de ruimte waar een performance zich afspeelt. Ik zie het fysieke samenvattend als startpunt, onderwerp en medium, waardoor fysicaliteit en daarop kunnen reflecteren kenmerkend is voor dansdramaturgie.

 

Is je keuze voor dansdramaturgie enkel ontstaan uit je interesse in dans of ben je er meer ingerold?

 

De keuze om me te richten op dansdramaturgie is ontstaan door een sterke interesse in dans. Op de theaterschool kreeg ik les in drie disciplines: zang, theater en dans. Theater en zang waren niet helemaal mijn ding maar in dans was ik het beste. Uiteindelijk werd ik assistent van de dansdocent en zij heeft een belangrijke uitspraak gedaan die mij is bijgebleven: het is niet dat jij het beste danst of de beste danseres bent, maar je begrijpt het wel het best. Hier kon ik me goed in vinden, want ik begrijp heel goed hoe een beweging tot stand komt, welk traject het aflegt in je lijf, wat het effect ervan is en hoe het eruit had moeten zien. Deze aspecten van dans zou ik nooit allemaal zelf kunnen vertolken, maar fascineren mij heel erg.

 

E Verhouding opleiding -praktijk

 

Je hebt dezelfde opleiding gedaan die wij nu doen, theaterwetenschappen, alleen dan wat eerder. Hoe ervaar je de relatie tussen de opleiding en de praktijk nu?

 

Ik moet zeggen dat ik daar best kritisch op ben geweest toen ik net klaar was, maar dat ik daar nu wel wat milder in ben geworden. De opleiding is voor mij uiteindelijk heel erg een plek geweest waar ik mijn schrijven en kritisch denken heb ontwikkeld. Ik heb heel erg genoten van het koppelen van theorie aan een voorstelling. Je hebt dan bijvoorbeeld een gave casestudy en die kan je dan naast een bepaalde theorie leggen. Er worden dan allerlei dingen zichtbaar van zowel de casestudy als de theorie. Ik heb veel gehad aan het denken in verbanden en het denken over wat elkaar informeert.

Ik zeg weleens dat dramaturgie tachtig procent social skills is en dat heb ik voor mijn gevoel allemaal pas na de opleiding geleerd. Ik had misschien wel eerder willen weten dat mijn persoonlijkheid en wat ik zelf meebreng belangrijk is en dat ik daarop zo goed moet studeren. Peggy (Olislaegers, red.) zei: ik ben opgeleid tot kunstenaar en ik ben altijd aan het studeren op wie ik ben en wat ik zeg. Dan heb je het heel erg over de ontwikkeling van kunstenaarschap en dat heb ik van het begin af aan omarmd. Ik zie mezelf niet als kunstenaar, maar ik zie wel een belang in het definiëren en het ontwikkelen van mijn kunstenaarschap als dramaturg, als professional en misschien wel als mens, om in kaart te hebben wat ik te bieden heb en wil bijdragen. Ik miste dat na de opleiding heel erg: dat moest ik allemaal nog uitzoeken. Nu denk ik wel: zo werkt het gewoon en je kan ook niet alles tegelijk. Je moet er stap voor stap achter komen wat je nodig hebt.

 

Dus je mist dan eigenlijk de overgang van de opleiding naar de praktijk?

 

Ja, de koppeling naar de praktijk inderdaad, maar wat is praktijk? Dat is een grote vraag. Het zien van voorstellingen is bijvoorbeeld ook praktijk, maar wat is praktijk en praktijkgericht werken? Iemand zei een keer tegen mij: je hebt gewoon een hekel aan theorie. Ik denk niet dat dat waar is. Ik heb wel een hekel aan hermetisch discours of hermetisch denken of zijn. Daar kan ik niet zo goed tegen. Er worden zoveel interessante dingen onderzocht in de theaterwetenschap, maar ik vraag me soms af of het werkveld wel bereikt wordt. Bestaat de opleiding bij gratie van het werkveld? Moeten we ons niet verantwoordelijker voelen om de brug te slaan en wat is daarvoor nodig? Dit heeft vaak dan iets te maken met taal, want ik vind het ingewikkeld als je iets tien keer moet lezen voor je begrijpt wat er staat. Daar voel ik wel een roeping en daar wil ik misschien wel wat mee.

Ik mis ook wel het gevoel dat we onderdeel zijn van hetzelfde werkveld. Dit had ik ook toen ik naar Gent ging vier jaar geleden. Toen ik daar aankwam deed ik mee aan een cursus voor mensen die daar in hun PhD traject zaten. Dat heb ik zelf nooit gedaan, maar ik had toevallig een interview daarvoor met Christel Stalpaert en zij is het hoofd van de opleiding en zij zei: als je zin hebt dan sluit je aan. Ik was daar net nieuw komen wonen dus ik had veel zin om daar te gaan luisteren. Toen ik daar zat dacht ik: dit gaat over mij en mijn vak, maar ik voel me helemaal niet aangesproken. Sterker nog, ik begreep eigenlijk het gesprek niet. Ik had heel vaak zoiets van: kan je dat nog even opnieuw uitleggen, wat betekent dat dan of kan je daar dan een voorbeeld van geven? Dat is bizar, dat dat dan zover uit elkaar ligt. Maar ik zag daarin wel dat wij daar onderling al niet uitkwamen en dat het bijna een verdediging werd. Zij zeiden dan: wij zijn hiermee bezig en misschien moet je dit eens lezen en andersom zei ik: maar heb je dat en dat dan gezien? Als ik met pensioen ga, hoop ik dat zo’n gesprek wel anders kan gaan verlopen.

 

 

Er was nog een interessant voorbeeld. We gingen zelf scènes maken en daar gingen we op reageren we moesten identificeren welke concepten van dramaturgie er gebruikt zijn in het creëren van deze scène. Dat vond ik al een ingewikkelde vraag, want wat zijn concepten van dramaturgie precies? Uiteindelijk was er een scène en toen zei ik: hier is het concept van het lichaam gebruikt. Er stonden drie performers op het toneel en daar was ik op aan het letten: wat zijn die aan het doen? Dat was echter een fout antwoord, want daar was niet mee gewerkt en dat was geen startpunt van waaruit zij waren vertrokken. Ik vond dat dat er niet toedeed, want dit was wat ik waarnam. Dramaturgie gaat ook over de toeschouwer, maar dat werd een hele discussie en dat is me altijd bijgebleven. Ik vond het super interessant dat we het daarover oneens waren en ik was daar echt door gefascineerd. Zelfs met collega’s of anderen uit hetzelfde werkveld kan er op een bepaalde manier afstand tussen zitten.

 

Je focust je dus op dansdramaturgie. In hoeverre heb je deze focus binnen de opleiding kunnen vinden? Wij missen deze richting soms een beetje namelijk.

 

Ja, deze focus heb ik toch eigenlijk best wel helder kunnen vinden. Ik heb ook het idee dat de opleiding best wel is veranderd inmiddels. Ik heb veel gehad aan Liesbeth Wildschut, die heel erg in de danspraktijk bezig was en ons erg heeft gestimuleerd om te zoeken naar de praktijk en ons met mensen hierbinnen in aanraking heeft gebracht. Zij leidde ook het danspracticum. Ik heb bij haar mijn repertoirekennis altijd wel op dans gefocust. In de master met Maaike Bleeker was dit ook wel sterk mogelijk. Er waren daarbij ook opties om daarin te duiken, maar ik zocht het ook wel op tijdens mijn studie. Ik ben in repetities gaan zitten bijvoorbeeld en heb stages gelopen.

 

Wat is volgens jou belangrijk om als aspirant dramaturg te weten? Wat heb je nodig om een goede dramaturg te worden en is er bepaalde kennis die je aan ons mee zou willen geven?

 

Ik weet niet of het hem nou echt zit in de kennis, maar wel in houding. De houding dat je niks voor lief neemt en altijd vragen blijft stellen over alles. Je moet ook consequent doordenken over keuzes en welke consequenties deze keuzes hebben. Dit moet je kunnen uitdenken voor jezelf en voor anderen. Integriteit is ook heel belangrijk. Ik ben iemand die met veel verschillende mensen en organisaties werkt en dan krijg je ook veel mee. Het is cruciaal hoe je met persoonlijke informatie omgaat als dramaturg. Hier moet je heel voorzichtig mee zijn. Als je dat niet doet, krijg je denk ik ook geen werk meer. Vertrouwen kunnen waarborgen op lange termijn is belangrijk. Ik heb ook processen gehad die niet succesvol waren of halverwege zijn geëindigd, dan moet je kijken wat je daarmee doet. Het dans- en theaterlandschap is erg klein; je komt elkaar hoe dan ook weer tegen. Zorg dus dat je het uitpraat en het open houdt. Dit vraagt moed, maar is wel echt aan te raden. Ik heb ook veel gehad binnen de ontwikkeling van de dramaturgie en het kunstenaarschap aan de vraag: waar wil je verantwoordelijk voor zijn? Als je daar antwoord op weet te geven, weet je ook je missie en hoe je jezelf richting wilt geven en welke dingen je wel en niet wil doen. Ook die dagelijkse toewijding aan het oefenen van je oog, dat is echt iets wat je dagelijks kan doen. Dat betekent niet dat je elke dag in het theater moet zitten, maar het betekent dat je studeert op observeren. Wat is dat eigenlijk? Hoe kan ik dingen benoemen zonder ze te beoordelen? En hoe je omgaat met toon en klank als je met iemand praat, dat is belangrijk binnen dit vak.

Er bestaat verder niet echt een recept voor de ideale dramaturg denk ik. Ik las wel een mooie quote van Adriaan van Dis uit een interview: “Mijn politieke engagement is nuance en dat is toevallig uit de mode. Ik ben altijd een bruggenbouwer geweest. Mensen buitensluiten doet me letterlijk pijn.” Dat is echt iets waar ik me heel erg mee identificeer. Toen Trump bijvoorbeeld werd gekozen als president, was ik toevallig een workshop aan het geven aan dansstudenten over dramaturgie in Italië. Ik dacht toen: wat doe ik hier eigenlijk? Doet dit er nog toe? Bestaat dit überhaupt nog over vijf jaar? Ik voelde heel erg de confrontatie met de kwetsbaarheid van de vrijheid die we allemaal hebben en die ik in mijn vak ook heb. Op dat moment wilde ik ook echt met die mensen op die dag studeren op communicatie hierover en ik vond geen dag belangrijker waarop dat zou moeten. Ik ben nooit zo van de stellingen in nemen, maar ik vind juist dat studeren zo belangrijk. Hoe kom je namelijk tot een idee of een oordeel of tot jouw idee van waarheid? Dat vind ik gaaf en dat vind ik politiek ook uiteindelijk. Adriaan van Dis zei: wees niet koket, wat ik ook tof vond. Er is volgens mij een noodzaak om met toewijding ergens voor durven te staan, wat toch een vorm van activisme is.

Je kan dramaturgie kiezen en denken dat dit heel romantisch studeren en werken is, waarbij je een soort glamourbeeld in je hoofd hebt, maar het is keihard werken voor weinig geld. Dat is gewoon de realiteit. Je moet je gedrevenheid heel helder hebben en je afvragen waarom je het doet. In ieder geval moet ik dat voor mezelf erg helder hebben. Als je echt dramaturg wilt worden, moet je dat scherp houden, anders is de praktijk te grillig om erin te stappen. Wat ik ook wil zeggen is dat je niet neutraal bent, nooit. Omarm dat en studeer op hoe jij jij bent. Je moet ook niet neutraal zijn, maar je moet wel weten wat jij wel bent en hoe je dat inzet.

 

Wat wil je nog toevoegen?

 

Ik kan hier zolang over praten, maar ik ga het snel aanstippen. Ik denk dat ik heel erg bezig ben met niet wat de inhoud van een gesprek is, maar wat de voorwaarden zijn voor het voeren ervan. Als je dramaturgie doet, is het denk ik heel fijn om daarover na te denken. Daarnaast heb ik veel gehad aan vrouwen in het veld, die mij erg hebben gestimuleerd en gesteund en mij kansen hebben gegeven. Een aantal heb ik al genoemd, Kristin de Groot is hierin ook belangrijk voor me geweest. Ik heb ook het idee dat je dat moet doorgeven, want ik heb daar veel aan gehad. Ik wil dan ook eigenlijk zeggen: als je vragen hebt, benader mij dan. Ik sta daar open voor.

 

 

 

Merel Heering in gesprek met studenten Dramaturgie & Scenografie Universiteit Utrecht onder begeleiding van Laura Karreman Utrecht, mei 2017. Interview afgenomen door: Charlotte van Beem, Minke Driessen, Marise Hendriksma, Kim van Middelkoop, Hannah van der Mark, Lara Matheij, Lena Meijer, Annejon Okhuijsen, Marieke Pothof, Fleur Scharrenburg, Roos Stuurman, Tiana Vonk en Henriette Wachelder